Het doel van de practice uitrolmanagement is het verplaatsen van nieuwe of gewijzigde hardware, software, documentatie, processen of andere componenten naar productieomgevingen of naar omgevingen voor testen of preproductie (staging).
Uitrolmanagement werkt nauw samen met releasemanagement en change enablement. De practice kan verschillende benaderingen hanteren, waaronder:
• gefaseerd uitrollen: componenten worden stap voor stap ingezet op delen van de productieomgeving
• continue levering: componenten worden geïntegreerd, getest en ingezet wanneer ze nodig zijn
• big-bang-uitrol: alle componenten worden tegelijk in alle doelomgevingen afgeleverd
• pull-uitrol: gebruikers implementeren de objecten zelf vanuit een gecontroleerde opslagplaats
Uitrolmanagement verwijst naar zowel infrastructuur als software. Componenten die beschikbaar zijn voor gebruik, dienen te worden onderhouden op één of meer beveiligde locaties (mediakluis of hardwarekluis). Uitrol kan worden ondersteund door automatiseringstools, bijvoorbeeld voor het inzetten van software die op de client draait.
Communicatie rond een uitrol maakt deel uit van releasemanagement. Het is essentieel dat de organisatie op de hoogte is van alle uitrolactiviteiten, zodat een beheerste omgeving kan worden gehandhaafd.
De visie van USM
ITIL 4 maakt voor operationele handelingen op de productieomgeving onderscheid tussen servicerequestmanagement, monitoring en eventmanagement, uitrolmanagement, infrastructuur- en platformmanagement en software development en –management.
In USM is er voor deze operationele handelingen slechts één integraal en geïntegreerd proces, OPS, waarin al die activiteiten een logische, vaste plek hebben.
In USM is uitrolmanagement dus een regulier onderdeel van het proces OPS, zie Figuur 67.
Figuur 67. De ITIL-practice Uitrolmanagement wordt gerealiseerd met USM-processen